Nu: tijd voor inclusief denken 2.0

& nu: tijd voor inclusief denken 2.0

Door: Jamila Aanzi & Kirsten van den Hul


Als Mohamed Bouazizi eens had geweten wat hij in gang heeft gezet. Op 17 december 2010 stak hij zichzelf in brand, nadat politie voor de zoveelste keer
zijn groentenstalletje in beslag had genomen. Uit solidariteit gingen jongeren meteen na zijn dood de straat op. Het betekende het begin van de
revolutie in zijn eigen Tunesië, vervolgens vatten ook Egypte en Libië vlam en inmiddels is geen autocraat in de regio zeker van zijn politieke
toekomst. Dankzij Twitter, Facebook en Al-Jazeera verspreidde het revolutionaire vuur zich als een razende bermbrand van Sidi Bouzid tot Sanaa.

En daar bleef het niet bij. Ook in New York, een stad waar de inkomensverschillen ongeveer even groot zijn als in Egypte op het moment dat daar de
revolutie uitbrak, liet de stille meerderheid van zich horen. De demonstranten van Occupy Wallstreet, die zich namens de ’99 procent’ uitspraken tegen de
groeiende macht van het bedrijfsleven, staken hun bewondering voor hun Noord-Afrikaanse broeders en zusters niet onder stoelen of banken. Op de vraag wat
hen had geïnspireerd om hun tenten op te slaan op Liberty Square, antwoordden ze: ‘De beelden van volle pleinen in Tunis, Tripoli en Caïro. Wat zij kunnen,
kunnen wij ook!’ Het moge duidelijk zijn: 2011 was het jaar van de solidariteit der outsiders, die hun plek opeisten in ‘het systeem’. Time Magazine
verkoos De Demonstrant zelfs tot persoon van het jaar. Het begin van een tijdperk?

Een andere tijd vraagt een ander denken, schreef Feitse Boerwinkel al in 1966. ‘Het oude denken was overheersend antagonistisch en exclusief, waarbij de
tegenstellingen het meest op de voorgrond traden en beslissend waren. De totaal nieuwe situatie waarin we nu leven, vraagt een inclusief denken, (…) een
denken dat er principieel van uitgaat dat mijn welzijn niet verkregen wordt ten koste van of zonder de ander, maar alleen als de mens tegelijk het welzijn
van de ander beoogt en bevordert.’[1] Bijna 50 jaar later hebben de ideeën van Boerwinkel nog niets aan
relevantie verloren. Integendeel, ze zijn actueler dan ooit.

Boerwinkel vergelijkt de geschiedenis van de mensheid met een rivier. Soms kabbelt die rustig voort, soms is er sprake van een stroomversnelling en soms
zelfs van een waterval. Cascadische versnelling noemt Boerwinkel dat. Op allerlei fronten maken we nu zo’n versnelling door: op het gebied van
communicatie, mobiliteit, wetenschap en bevolkingsgroei.

De wereld is immers in rap tempo complexer geworden. Globalisering, technologie en toegankelijkheid van kennis zorgen ervoor dat invloed steeds meer wordt
gedecentraliseerd. Bovendien wordt de wereld waarin we leven door toenemende sociale en fysieke mobiliteit steeds diverser. Toch is een groot deel van onze
systemen nog steeds gebaseerd op een eeuwenoud piramidemodel met één dominante ‘waarheid’. Eerst heette die waarheid God, daarna de wetenschap en
uiteindelijk de markt. De piramide was zo ingericht dat aan de top de waarheid streng werd bewaakt. De priester, de professor of de directeur bepaalde hoe
en wat zijn onderdanen deden, dachten, consumeerden of produceerden.

Zoals de Arabische lente en de economische crisis ons duidelijk hebben gemaakt, staat de piramide onder druk. De bonuscultuur in het bankwezen,
verkiezingsfraude of ondoorzichtige benoemingsprocedures: de ’99 procent’ pikt het niet langer. Hoog tijd dus voor een nieuw, niet-hiërarchisch systeem,
waarbij invloed niet langer gebaseerd is op wie of wat je bent, maar op wie of wat je kent. Een flexibel systeem dat ruimte biedt aan
nieuwe netwerken, nieuwe inzichten, nieuwe ideeën. Met andere woorden: een wereld van ‘&’ in plaats van ‘of’. Tijd voor inclusief denken 2.0.

Voor alle duidelijkheid: ‘inclusief denken is geen nieuwe waarheid, maar een hele oude opnieuw geformuleerd. Het enige wat misschien nieuw is, is dat onze
tijd het leven naar deze oude waarheid zo urgent heeft gemaakt, dat het een kwestie van ‘to be or not to be’ is geworden’ [2]. De stroomversnelling in communicatie, technologie, wetenschap, mobiliteit en bevolkingsgroei heeft ons
nog meer dan in de tijd van Boerwinkel afhankelijk van elkaar gemaakt. Wij kunnen onszelf de luxe van een exclusief denken niet meer permitteren.
Idealistisch? Nee, realistisch. Niet omdat het moet maar omdat het werkt. Inclusief denken 2.0 zorgt voor betere besluitvorming. We
betrekken immers alle stakeholders in onze oplossing, met de bedoeling dat we er allemaal duurzaam beter van worden. Resultaten die worden geboekt
ten koste van anderen zullen tot tegenwerking of opstand leiden (zoals de volle pleinen in Tunis, Caïro, Tripoli en New York lieten zien). Inclusief denken
2.0 betekent samenwerken en vormt daarmee een krachtig vertrekpunt voor een nieuwe, open samenleving waarin iedereen in staat is volledig te participeren,
zowel op macro- als op microniveau, zowel nationaal als internationaal. Alleen zo werken we toe naar een solidaire wereld die gebaseerd is op drie pijlers:
diversiteit, empathie en wederzijds vertrouwen.

In de nabije toekomst is diversiteit een gegeven in plaats van een issue, en gaat het debat niet langer over integratie maar over inclusie, over elkaar
kennen en elkaar weten te vinden. Over de samenleving als mozaïek in plaats van smeltkroes. Niet uit principe, maar simpelweg omdat diversiteit rendeert,
zoals verschillende onderzoeken overtuigend aantonen. Zo onderzocht het Amerikaanse adviesbureau Catalyst de prestaties van Fortune 500-ondernemingen. Wat
bleek? Bedrijven met een verhoudingsgewijs groter aandeel vrouwen aan de top behaalden aanzienlijk betere financiële resultaten. Maar niet alleen
genderdiversiteit blijkt te renderen. Zo bleek uit onderzoek van de NS dat allochtone conducteurs minder vaak conflictsituaties meemaakten dan autochtone
collega’s. Dit verschil werd deels toegeschreven aan de minder directe manier van communiceren en grotere empathie.

Empathie heeft de toekomst, zo meldde president Obama al tijdens zijn campagne. Immers, ‘je ontwikkelt je ware mogelijkheden pas als je je lot verbindt aan
iets wat groter is dan jezelf’. Was het niet empathie die de jongeren van Sidi Bouzid de straat op dreef, toen het bericht over de dood van Mohamed
Bouazizi zich verspreidde? Maar ook in onze individualistische samenleving zien wij tekenen van groeiende empathie. Hoeveel mensen gingen niet de straat op
uit onvrede over de bezuinigingen in de cultuursector? En hoeveel mensen reageerden niet geschokt op de aanstaande uitzetting van Mauro? De menselijke
empathie heeft de rugdekking van een jarenlange evolutionaire geschiedenis, zo betoogt Frans de Waal. ‘De biologie wordt weliswaar meestal ingeroepen ter
rechtvaardiging van een op egoïstische beginselen geschoeide samenleving, maar we mogen nooit vergeten dat ze ook het bindmiddel heeft opgeleverd dat
gemeenschappen bijeenhoudt.[3]

Nog zo’n maatschappelijk bindmiddel is wederzijds vertrouwen. ‘Als je vertrouwen hebt, hoef je niet de gehele trap te zien om de eerste stap te zetten’,
zei Martin Luther King ooit. Inclusief denken 2.0 betekent zonder angst naar de ander toestappen, met hem of haar discussiëren en overleggen. Niet om zich
tegen elkaar af te zetten of om de ander uit te sluiten, maar om hem of haar in het eigen denken te betrekken. Eigen overtuigingen kunnen evolueren, het
inzicht van de ander kan bijgestuurd worden, of beide denkbeelden kunnen naast elkaar blijven bestaan.

In Nederland is ons poldermodel een goed voorbeeld van een systeem gebouwd op vertrouwen. Het akkoord van Wassenaar uit 1982 was in Nederland het
omslagpunt waar werkgevers, vakbonden en overheid het inzicht kregen dat het beter was te onderhandelen op basis van een win-win scenario in plaats van
publiekelijk harde standpunten uit te wisselen. Het resultaat hiervan is onze overlegeconomie en ons arbeidssysteem, waarin sociale partners veelvuldig
overleggen en gezamenlijk afspraken maken. Nu, 30 jaar later, kennen we het consensusmodel nog steeds, maar staat het wel onder druk. Het poldermodel zoals
wij dit kennen kan alleen werken als er sprake is van wederzijds vertrouwen. En dat was er, tot werkgevers en werknemers elkaar niet meer konden vinden in
de AOW hervormingen. Het overleg was lang en zwaar, standpunten werden weer publiekelijk uitgewisseld, er werd op de man gespeeld. Ons consensusmodel stond
ineens op de tocht. Waarom? Omdat datgene wat ten grondslag lag aan het model, in het hart werd geraakt: wederzijds vertrouwen.

Mooi allemaal, horen we u denken. Maar hoe creëren we nou zo’n inclusieve wereld, gebaseerd op die drie pijlers van diversiteit, empathie en wederzijds
vertrouwen? Laten we voorop stellen dat inclusief denken ieders individuele verantwoordelijkheid is. Dat betekent: oog hebben voor ‘de ander’ en hem of
haar de hand reiken om van ‘outsiders’ ‘insiders’ te maken. Maar ook: de tijd nemen om zich te verdiepen in andermans standpunt, het gesprek aangaan, een
open houding aannemen. Dat neemt niet weg dat politiek, bedrijfsleven en het maatschappelijk veld een pro-actieve rol zouden moeten spelen om dat proces in
gang te zetten, te faciliteren en te bewaken.

Inclusief denken 2.0 dwingt ons om een geheel nieuwe kijk op de samenleving te ontwikkelen. Een kijk die mensen centraal plaatst, in plaats van winst,
stemmen of kijkcijfers. Deze gedachte heeft verregaande consequenties. Onder meer over hoe organisaties functioneren. Niet meer top-down, waarbij een paar
personen aan de top van de piramide het voor het zeggen hebben, maar in een nieuwe, inclusieve vorm waarbij iedereen zijn of haar eigen expertise inbrengt.
De rol van de burger, consument, patiënt of student, wordt daarmee actiever: hij of zij ondergaat niet enkel meer alleen wat hem of haar aangeboden wordt
maar is zelf onderdeel van het proces. Concurrentie is in de inclusieve wereld verleden tijd. Niet competitie maar samenwerking is de nieuwe manier van
werken.

Nieuw denken vraagt nieuwe leiders. Leiders van het transitietype, bruggenbouwers met een brede blik, die in staat zijn verbindingen te leggen tussen ‘de
staat’ en ‘de straat’, tussen ‘insiders’ en ‘outsiders’, tussen jong en oud. Leiders als Nobelprijswinnaar Ellen Sirleaf Johnson, die de boel bij elkaar
houdt in een door burgeroorlog en corruptie verscheurd Liberia. Of John F. Kennedy, die in gesegregeerd Amerika zwart en wit nader tot elkaar bracht. Of
Nelson Mandela, die de wereld een les vergevingsgezindheid gaf. Inclusieve leiders schuwen het experiment niet, stellen zich bescheiden op en durven toe te
geven dat ze het ook niet allemaal weten. Leiders die niet gaan voor meer competitie en controle, maar voor sociale innovatie, diversiteit, creativiteit,
duurzaamheid en vooral menselijkheid.

Een bijzondere rol is weggelegd voor de media, die door positieve beeldvorming en inclusieve berichtgeving een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het
denken over ‘de ander’. Hoe? Door pro-actief op zoek te gaan naar nieuwe netwerken en bestaande netwerken te verbinden. Door te streven naar een meervoudig
perspectief en nieuwe stemmen aan het woord te laten. Concreet betekent dit: zorgen dat redacties een reflectie zijn van de samenleving. Maar ook: een
bezem door de kaartenbak van de ‘talking heads’ (nu nog voornamelijk bevolkt door ‘talking white men’). Vraag hulp. Zoek aansluiting bij
belangenorganisaties, kenniscentra en individuele bruggenbouwers. Zeker voor de publieke omroep, die naar eigen zeggen ‘ons verhaal’ vertelt, ligt hier een
maatschappelijke taak, waarop ze wat ons betreft best zou mogen worden afgerekend.

Inclusief denken moet je leren, gaat niet vanzelf en ook niet snel, dus je kan niet vroeg genoeg beginnen. Door vandaag te investeren in intercultureel
competentiegericht onderwijs vanaf de basischool kweken we de empathische wereldburgers van morgen. Tijd voor een diverser docentenbestand, dat getrained
is in inclusief denken. Niet alleen de docenten, maar ook het schoolcurriculum moet worden gediversificeerd. Meer aandacht voor migratiegeschiedenis, de
vrouwenbeweging, de civil rights movement. Breng kinderen al op jonge leeftijd in contact met ‘de ander’, door te investeren in internationale
uitwisselingsprogramma’s. Digitale schoolborden, tegenwoordig op steeds meer scholen een vast onderdeel van de les, kunnen hierbij een belangrijke rol
spelen. Chat-sessies tussen Boxtel en de Bijlmer, Skypen met een klas in Uruguay of India, het kan allemaal.

Desmond Tutu zei ooit: “Ik ben omdat wij zijn.” Inclusief denken 2.0 betekent teamwork. Investeren in een samenleving waar iedereen de kans krijgt zijn of
haar rol te spelen, zodat niemand buitenspel staat, of onbenut talent op de bank blijft zitten. Dat vergt leiderschap, visie, durf en vooral een
daadkrachtige, pro-actieve houding van beslissers. Solidariteit mag dan volgens sommigen tot het verleden behoren, inclusief denken heeft de toekomst.

De auteurs

Jamila Aanzi (Amsterdam, 1981)
studeerde Bedrijfseconomie (specialisatie Bank- en Verzekeringswezen) en BCO (Beleid Communicatie & Organisatie). Naast haar studies is Jamila altijd
een actieve vrijwilliger geweest, onder andere bij het jongerencentrum Argan in Amsterdam en als lid van het bestuur van TANS. Jamila heeft tevens
deelgenomen aan de leergang ‘08/’09 van de BKB Academie. Van 2008-2011 was Jamila dagelijks bestuurder/ vice-voorzitter van FNV Jong, het jongerennetwerk
van de FNV Vakcentrale.

Kirsten van den Hul (Deventer, 1976
) is The Change Agent. Ze studeerde Oost-Europese studies en Arabische taal-en letterkunde. Kirsten presenteert, schrijft, adviseert en inspireert
op het kruispunt van cultuur, diversiteit, communicatie en verandering. Door haar brede talenkennis en buitenlandse woon-en werkervaring is Kirsten een
echte wereldburger die liever uitgaat van wat mensen bindt dan van wat ze scheidt. Haar motto: “Without change no butterflies”. In 2011 was Kirsten VN
Vrouwenvertegenwoordiger.



[1]
Feitse Boerkwinkel: Inclusief denken, een andere tijd vraagt een ander denken, Uitgeverij Paul Brand, 1966

[2]
Idem

[3]
Frans de Waal: Een tijd voor empathie, Uitgeverij Contact, 2009

Comments are closed.